2e Advent, 5 december 2021

Maria is maar een heel gewoon meisje. Ze komt uit een arme familie. Dat blijkt uit vers 48, waar de Griekse tekst een woord gebruikt dat op een lage afkomst duidt. Toch heeft God juist háár uitgekozen voor een bijzonder belangrijke taak. Maria dankt God hiervoor in een lied.

De machtige God heeft grote dingen voor Maria gedaan (vers 49). Zíj mag de moeder worden van de Messias. Op deze manier laat God aan de wereld zien wie Hij is: een God die arme en machteloze mensen belangrijk maakt. Rijke en machtige mensen stoot Hij juist van hun troon. Daarmee wordt niet bedoeld dat God een hekel heeft aan rijke mensen. Waar het om gaat, is dat er onrecht heerst in de wereld: arme mensen worden door rijke en machtige mensen onderdrukt. God komt op voor de armen, en daarmee komt Hij in conflict met de machtigen. Dit thema loopt als een rode draad door de hele Bijbel. In het Oude Testament vinden we het met name terug in de Psalmen, de wijsheidsliteratuur en Jesaja (zie onder andere Psalm 10:17-18; Spreuken 16:18-19 en Jesaja 58:6-7). Maar ook in het Nieuwe Testament is de omkering van machtsverhoudingen een terugkerend onderwerp. Bijvoorbeeld bij Paulus en in de gelijkenissen van Jezus (onder andere Lucas 16:19-31 en 1 Korintiërs 1:26-31). De vervulling van de belofte dat armen rijk zullen worden en rijken arm, vindt plaats in de toekomst, maar is nu al begonnen: gelovigen weten dat in Christus ieder mens evenveel waarde heeft.

Het woord voor ‘arm’ of ‘eenvoudig’ heeft in de Bijbel een positieve bijklank gekregen: arme mensen zijn vaak nederig en bescheiden. Zij hebben eerbied voor God en vertrouwen op Hem. Dat gold ook voor Maria. Als zij de grootse – maar ook schokkende – belofte van God heeft gehoord, zegt ze: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd’ (1:38).

Lied bij dit verhaal:

Klik op de pagina’s voor het verhaal: